
Jurisprudentie
BG1123
Datum uitspraak2008-10-13
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806905/1 en 200806905/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806905/1 en 200806905/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 12 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederweert (hierna: het college) een verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van [vergunninghoudster] aan de [locatie] te [plaats] afgewezen. Bij besluit van diezelfde datum heeft het college een gedoogbesluit genomen met betrekking tot het in werking zijn van deze inrichting.
Uitspraak
200806905/1 en 200806905/2
Datum uitspraak: 13 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Nederweert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederweert (hierna: het college) een verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van [vergunninghoudster] aan de [locatie] te [plaats] afgewezen. Bij besluit van diezelfde datum heeft het college een gedoogbesluit genomen met betrekking tot het in werking zijn van deze inrichting.
Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college de door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard, de besluiten van 12 februari 2008 herroepen en de beslissing op het verzoek om handhaving uitgesteld in afwachting van een geluidrapportage.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 september 2008, hebben [appellanten] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 september 2008, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door A. Bouteibi, advocaat te Den Bosch, en het college, vertegenwoordigd door J.H.M. Coopmans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting vergunninghoudster gehoord, vertegenwoordigd door mr. A. Snijders, R. David, J. Richter en A.E.A. van den Heijkant.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [appellanten] betogen dat het college bij de beslissing op bezwaar ten onrechte heeft verzuimd een nieuwe beslissing op hun verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen te nemen.
2.3. Het college stelt zich op het standpunt dat het onder omstandigheden mogelijk is een bezwaar gegrond te verklaren en een primair besluit te herroepen, maar een nieuwe beslissing aan te houden. Het college voert aan dat het de beslissing op het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen heeft verdaagd, omdat het een akoestisch onderzoek van de provincie Limburg afwacht. Volgens het college moet uit dit onderzoek blijken of de geluidnormen worden overtreden. Tevens stelt het college zich op het standpunt dat er concreet zicht op legalisatie bestaat. Volgens een planning van 17 september 2008 is college voornemens voor eind november 2008 een besluit te nemen in het kader van het handhavingstraject.
2.4. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
Ingevolge artikel 7:11, tweede lid, van de Awb herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
2.5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 juli 2007 in zaak nr. 200708411/1) is het in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht om een primair besluit te herroepen zonder een ander besluit daarvoor in de plaats te stellen. Het uitstellen van een beslissing op het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen kan niet als een nieuwe beslissing op dat verzoek worden opgevat. Indien zoals het college stelt er concreet uitzicht op legalisatie bestond, had het dat in de besluitvorming kunnen betrekken. Overigens houdt een eventuele inwilliging van de inmiddels door vergunninghoudster ingediende aanvraag, die strekt tot een ingrijpende wijziging van de bedrijfsvoering van de inrichting, geen legalisatie in van de in het bestreden besluit genoemde overtredingen van de vergunning van 5 november 1996, omdat het de voortzetting van het bedrijf in een andere opzet betreft. Voorts is niet duidelijk op welke termijn de wijziging van de bedrijfsvoering kan leiden tot beëindiging van de overtredingen.
Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb.
2.6. Het beroep is gegrond. Het besluit van 22 juli 2008 komt voor vernietiging in aanmerking voor zover niet opnieuw op het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen is beslist. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de voorzitter een termijn stellen.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nederweert van 22 juli 2008, voor zover niet opnieuw op het handhavingverzoek is beslist.
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Nederweert op om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit aan [appellanten] toe te zenden;
IV. wijst het verzoek af;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nederweert tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Nederweert aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat de gemeente Nederweert aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 290,00 (zegge: tweehonderdnegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2008
191-537.